Patricia: Gebakken ei (voor Pasen)
Catharina: O?
P: Ei.
C: Ei.
P: Pa-sen
C: Ja! Jezus in een biezen mandje, ik weet er alles van.
P: Ah.
Goed.
Men neme een pan med steel
C: Pan met… Ik ben vergeten waar ik die heb.
P: In het kastje. Zei je laatst.
C: Echt? Ik heb daar geen herinnering aan. Is het die pan die minister moet worden?
P: Nee.
Die andere.
C: Steel, zei je. Toch?
P: Ja. Die. Dus men neme die. En zette hem op vuur.
C: Deze?
P: Nee. Die platte.
C: DuckDuckGo zegt dit bij platte steelpan:
Dat is vast niet goed.
P: Ik herinner me dat heel anders.
C: Mijn moeder had zo’n ding niet.
P: Echt niet? Daar wil ik dan wel graag een bewijs van. Staat dat ergens?
C: Ik dacht niet dat ze notulen bijhield.
P: Maar dat kan niet. Iemand heeft het woord steelpan bedacht. Iemand heeft dat opgeschreven. Het woord steelpan heeft zichzelf niet uitgevonden.
C: Ik word inmiddels wel enigszins wantrouwig.
P: Hm. Goed. Men neme een ei.
C: Ei.
P: Zo’n rond ding dat uit een kip komt.
C: Een rond ei.
P: Ja. Men breke het in 2. In de platte pan met steel
C: O die! Waar mijn moeder de dikkertjes in bakte.
P: Dikkerdje? Laten we nou NIET persoonlijk worden tijdens kookles.
C: Neehee! Ik bedoel… zucht. Je bent niet dik. Slank, is de algemene opinie. Bij het magere om af.
P: Ah.
Maar goed. Neme dat ei. Dat ronde ding.
In pan met steel.
In kastje.
C: Breken.
P: Ja…
C: En dan?
P: Stuk maken.
Ei.
In pan.
Met steel.
C: Mag dat van de PvdD?
P: Zucht.
Ik ga even een wandelgang in.
C: Ja, nou ja, voor je het weet heb je een motie van afkeuring aan je broek.
P: Afkeuring?
Motie?
Ik herinner me dat niet.
C: Men neme een kapot gemept ei…
P: En plaatse het elders.
C: Op een ministerpost of zo. Maar beslist NIET op kamertemperatuur bewaren.
P: NEE! GEEN KAMEREI!!
Men breke een ei tot het stuk is, giete dat in een pan mét steel, ónder kastje, óp vuur en wachte tot het elders opgegeten worde.
NERGENS OPSCHRIJVEN!
C: Eerst kijken of je Corona hebt…
P: Corona?
Dat herinner ik me niet.
C: …papieren in koffertje doen…
P: Koffertje?
Papieren?
C: …maar wel dezelfde laarzen aanhouden. Tjonge, Patricia, wat was ik jaloers op die laarzen!
P: Nou hè???
C: Ik snap niet dat er mensen naar papieren keken terwijl ze die laarzen aanhad.
P: Ik ook niet! Met die laarzen! Waar zou ze die vandaan hebben?
C: Zou ze het zich herinneren?
P: Kweenie.
Een Haagse les:
Je komt overal mee weg als je de juiste laarzen hebt.
En jurk.
C: Precies! Geen woord meer! Weg met Rutte, Ollongren for president.
P: Wil je koffie?
C: Koffie? Is de fles leeg?
P: Nee.
C: Nog eentje dan.
P: Blijf van mijn glas, Catharina.